vrijdag 26 februari 2016

Een blogje van De Man over Auto's

Image result for 2013 mustang silverWe hadden het al eens eerder gezegd: Amerika is het land van de automobiel. Alles doe je in de auto. Je haalt je koffie en medicijnen in de drive throughs, films kijken doe je het liefst in de drive in, en je eerste afspraakje is met papa’s auto naar Make-Out-Point. Ons Hollanders doen er wel eens lacherig over, maar wij hebben wat dat aangaat makkelijk praten in ons kleine landje. Texas, de op één na grootste staat van de VS, is ruim 18 keer groter dan Nederland. Houston, ons huidige thuis, herbergt met ruim 6 miljoen mensen meer dan één derde van het totaal aantal inwoners van Nederland. Alles in Amerika is groot, inclusief de afstanden.

Dus een auto is noodzakelijk. Wij zijn Nederlanders, en wonen in het kleinschalige Montrose, waar de fiets iets gebruikelijker is. Ik wielren, en we doen in het weekend vaak een rondje door de buurt op de fiets. Maar voor het serieuze reizen pakken we de auto. We hadden tot voor kort één auto, en hoewel dat werkt omdat we behoorlijk flexibel zijn en Uber hier groot is, is het niet ideaal. Dat moest maar eens veranderen.

Deze week hebben we onze stal uitgebreid. Debby reed al Ford in Nederland, met een felle Ford Fiesta, en Joop heeft bij aanvang van zijn opdracht de beschikking gekregen over een grote, zwarte Ford Edge - een dikke SUV die soepel en snel de met kuilen en gaten doorzeefde straten van Houston overwint. Wij zijn dus, op de keper beschouwd, een Ford-Familie. Dus, niet geheel toevallig, staat er nu een volgende Ford in de garage. We hebben een jonge versie van een klassieker uitgezocht: een 2013 Ford Mustang. Wij hebben hem Steve gedoopt.

Image result for 2013 mustang silverAllereerst: een beetje geschiedenis over de all-American favorite. Ford wilde een goedkope, snelle versie voor het Amerikaanse publiek. John Najjar werd de Executive Designer voor deze pony car van Ford. Opmerkelijk genoeg leek de allereerste schets totaal niet op het uiteindelijk model. Het was een langwerpige, gestroomlijnde 2-zitter met een midden-motor, die de naam “Mustang” kreeg. Een paar schetsen en probeersels later, bereikte het team het eindontwerp en de coupe zoals we die kennen was getekend: Gale Halderman schetste de Cougar, zoals hij hem doopte.  Die naam vonden ze niet helemaal passen. Najjar, een groot fan van het P-51 Mustang gevechtsvliegtuig, vond “Mustang” een betere naam voor deze auto, want “it had the excitement of the wide open spaces and was American as all hell”. Toen hij in april 1964 voor het eerst van de band rolde, kreeg de eerste productieversie de naam ‘1965 Ford Mustang’ mee, maar hij wordt door puristen “1964 ½” genoemd. Amerikanen plakken het modeljaar aan de naam van de auto, om zo snel en eenvoudig aan te geven welk type het is.

Er zijn sindsdien een boel modeljaren geweest, telkens met voor Mustangs kenmerkende eigenschappen. Zo is de motorkap hoog en lang en de achterkant kort, en over de deur loopt een lijn met een knik naar beneden bij de luchtopening voor de achterwielen en -remmen, die de hockeystick wordt genoemd. De achterlichten zijn drie rechtopstaande lampen per kant, en net zoals de Corvette (een Chevrolet, oorspronkelijk), staat er nergens het automerk: alleen het naar links rennende paard, en ‘Mustang’. De richtingaanwijzers achter zijn sequentieel: de drie lampjes gaan één voor één achter elkaar aan. De motor ligt voorin, en stort alle pk’s en newtonmeters uit over de achterwieltjes. De hockeystick zit trouwens niet meer op de 2015- en 2016-modellen.

Waarom is dit toch zo’n iconische auto? En belangrijker, is dit überhaupt wel een praktische auto?

Die laatste vraag is simpel te beantwoorden: neen. De kofferbak is ruim en diep, maar de opening is ongeveer zo groot als een vingerhoedje. Ze noemen de auto heel lief een 2+2, maar het is onmogelijk om achterin je benen tussen voorstoelen en achterbank kwijt te kunnen. Dus je zit in lotushouding achterin: heel zen, zou Ronald Goedemondt zeggen. De achteruitkijkspiegels zijn bijna non-existent en de achterruit is zo vlak dat je door de brekingsindex van het glas duidelijker de Melkweg ziet dan de auto achter je. Het is een sportwagen, dus de vering is straf. Dat is al wat, maar op de prehistorische gatenkaas die West Alabama Street heet, stuiteren al je organen kermend en krijsend door je hele lijf. De motorkap is hoog en met parkeren is het elke keer een blinde gok waar-ie ophoudt.

Image result for 2013 mustang silverWaarom kopen jullie hem dan, gekke mensen? Die vraag is nog simpeler te beantwoorden. Het is een Mustang. Een Ford. Een icoon. We rijden in dik 50 jaar geschiedenis, maar dan met moderne remmen en airconditioning. Het is puur plezier. Als je in de heerlijke stoelen ploft, de rem intrapt en het contact omdraait, komt de 3,7 liter V6 tot leven met een diepe grom en heerlijke roffel. Alles aan de auto voelt stevig, en het ontwerp straalt kracht en snelheid uit. Het is emotie. Als je het gas intrapt en de 305 paardenkrachten tot leven komen, kan je het niet helpen: je grijnst. De richtingaanwijzers knipperen zo mooi, en het lichtblauwe Xenonlicht op de bumper van je voorganger, als je hem van de weg drukt, is bijna sprookjesachtig. De grootte van de spiegels doet er niet toe want met 305 pk en 280 newtonmeter aan koppel is het enige wat van belang hetgeen zich voor je op de weg afspeelt.

Debby vindt alles best. Ze heeft een auto om naar de Local Foods, de markten en de Agora Coffee te rijden. Ze vindt de auto stoer en mooi, en is blij dat ik zo gelukkig ben. Voor mij is het wat anders. Bij mij zit de liefde diep.

Als Hollander was de Mustang iets exotisch. Iets op en top Amerikaans. Brandon reed een schitterende zwarte Mustang in het door mij geliefde serie “Beverly Hills - 90210” en dat maakte meer indruk op me dan de veel duurdere Porsche 356 Spyder van Dylan. De Mustang heeft in heel veel films een rol gespeeld (onder andere James Bond, twee keer; Knight Rider; I Am Legend), maar twee films zijn voor mij de reden voor mijn liefde voor een Mustang. In de film Bullitt uit 1968 rijdt mijn held Steve McQueen in een donkergroene Ford Mustang GT-390 en wordt achtervolgd door een zwarte Dodge 440 Charger. In ruim 9 minuten -heel lang, en zonder muziek onder de beelden- vliegen, razen en crashen ze in hun muscle cars door San Francisco. Saillant detail: hoewel de Mustang speciaal geprepareerd was om de snellere Charger voor te kunnen blijven, is het motorgeluid dat je in de film hoort het in de studio toegevoegde geluid van de toen nagelnieuwe Ford GT-40. Nog zo’n icoon. Daarnaast: de Held rijdt in de Mustang, de Boef in de Charger.

Dan, Gone in 60 Seconds. Nicolas Cage, die er altijd uit ziet alsof zijn puppy net is overleden, moet in een volslagen overdreven scene tot zichzelf komen, schudt met zijn armen, en brult “let’s ride” tegen zijn team autodieven, op zoek naar zijn Eenhoorn: zijn Eleanor. En dat is een Ford Mustang Shelby GT 500 uit 1967. Dat zijn maar liefst 6 woorden die dit een orgastisch model maken. 1967 - de Mustang heeft ballen, ziet er stoer uit; Ford Mustang - wel, da’s duidelijk; Shelby --dat wil zeggen dat de ‘Stang onder handen is genomen door het bedrijf van Caroll Shelby die er een sport van maakte om standaard al snelle auto’s nog veel en veel sneller te maken; en GT 500 betekent dat er een 5,8 liter V8 Crate Engine (een achteraf geïnstalleerde, speciaal geprepareerde motor) in ligt, en meer dan 400 pk levert.

Dat dit type niet de officiële naam Eleanor draagt, de naam Eleanor een verzinsel is en uit de originele film uit 1974 kwam, en de auto uit de 2000-versie helemaal geen Shelby GT 500 is, doet er niet toe. Ik hoor “Shelby” en “V8” en dan is alles best.

Wij bezitten nu een stuk Amerikaanse geschiedenis, en dat voelt bijzonder. We verheugen ons nu al op de volgende road trip: cowboylaarzen aan en zonnebrillen op, en zoeven over de weg met Steve, onze silver bullit. Ik ga even tanken. Voor 35 eurocent per liter.

donderdag 25 februari 2016

Ziek(a) in Miami

Of het Zika was? We zullen het waarschijnlijk nooit weten... Laten we het op de griep houden, maar dan wel een heel heftig griepje. Het was de derde dag in Miami en na een allergische reactie op aspirine, die op zichzelf al behoorlijk vervelend was, kreeg ik het te pakken. De laatste twee dagen van de vakantie ben ik de hotelkamer niet uitgekomen.

Gelukkig hebben we wel anderhalve dag van Miami kunnen genieten. We zaten in een prachtig Art Deco hotel, vlakbij Ocean Drive in South Beach. Voor de mensen die plannen hebben om naar Miami te gaan: Vintro Hotel & Kitchen, absoluut een aanrader. Het hotel had fietsen voor de gasten, dus we hebben het hele eiland per fiets verkend.

Even de cijfers: 70% van de inwoners van Miami is van Zuid-Amerikaanse afkomst, en 50% daarvan komt uit Cuba. Er wordt veel Spaans gesproken, en op South Beach hangt een Zuid-Amerikaanse, Latino sfeer. Zittend op een terrasje op Ocean Drive zoeven de meest waanzinnige auto's voorbij: Ferrari's, Lamborghini's, Corvettes, noem maar op. Tussen de supercars door rollerskaten en skateboarden hippe inwoners van Miami, allemaal met oortjes in waar ongetwijfeld Latin muziek in klinkt. De mensen zijn mooi, strak en sportief, het is hier op Ocean Drive zien en gezien worden.

Ocean Drive staat bekend om de schitterende Art Deco hotels, overdag een muur van pastelkleurige gebouwen, 's avonds verlicht in neontinten. Aan Ocean Drive ligt ook het voormalige huis van Gianni Versace - The Villa Casa Casuarina. Versace werd in 1997 voor zijn huis vermoord door Andrew Cunanan, die 8 dagen later zelfmoord pleegde. Het huis is nu omgebouwd tot hotel.

Het eten in Miami is fantastisch. Veel Europeser dan in Texas. Texas is toch 'n beetje 'hier heb je een stuk van het beste vlees ter wereld, maar verwacht geen poespas' en in Miami draait het vooral om hoe de borden zijn opgemaakt, ware schilderijtjes. En cocktails, daar zijn ze erg goed in! Voor een beetje cocktail betaal je minimaal 17 dollar ($22 inclusief tax en fooi; Miami is erg duur), maar dan heb je er wel een om nooit te vergeten!

Op maandag hadden we een auto gehuurd en vertrokken we voor de vier uur durende rit naar Key West. Over Highway One langs Key Largo, Duck Key, Big Pine Key, No Name Key en alle andere Keys, over 7 miles bridge, tot we in Key West uitkwamen, het zuidelijkste puntje van de Verenigde Staten en vooral bekend omdat Ernest Hemingway hier van 1931 tot 1939 heeft gewoond en geschreven. Het huis van Hemingway - nu toegankelijk voor publiek - is nog steeds thuis voor de afstammelingen van katten van de schrijver. Bijzondere katten, want ze hebben zes of zeven tenen per voet.

Hoewel ik me op Key West al behoorlijk beroerd voelde, hebben we een goed beeld gekregen van dit leuke eiland. De hoofdstraat is Duval Street, met allemaal kunstwinkeltjes. Het sfeertje is echt een relaxte eilandsfeer, moeilijk te omschrijven, maar wij voelden ons er direct thuis. Zeker na een stukje overheerlijke Key Lime Pie en een portie Conch Fritters (jawel, de zeeslak...). Toen we na een vier uur durende terugreis weer in ons hotel kwamen, ging bij mij het licht uit. Inmiddels ben ik er weer bovenop, gelukkig maar, want zaterdag komt een van mijn beste vriendinnen voor een week naar ons toe!




Manatee in de haven van Miami Beach


Het uitzicht vanaf een van de Keys

Duval Street in Key West


Zestenige kat bij het huis van Ernest Hemingway


Key Lime Pie en Conch Fritters

Duval Street




Het begin van Highway One