Dus een auto is noodzakelijk. Wij zijn Nederlanders, en wonen in het kleinschalige Montrose, waar de fiets iets gebruikelijker is. Ik wielren, en we doen in het weekend vaak een rondje door de buurt op de fiets. Maar voor het serieuze reizen pakken we de auto. We hadden tot voor kort één auto, en hoewel dat werkt omdat we behoorlijk flexibel zijn en Uber hier groot is, is het niet ideaal. Dat moest maar eens veranderen.
Deze week hebben we onze stal uitgebreid. Debby reed al Ford in Nederland, met een felle Ford Fiesta, en Joop heeft bij aanvang van zijn opdracht de beschikking gekregen over een grote, zwarte Ford Edge - een dikke SUV die soepel en snel de met kuilen en gaten doorzeefde straten van Houston overwint. Wij zijn dus, op de keper beschouwd, een Ford-Familie. Dus, niet geheel toevallig, staat er nu een volgende Ford in de garage. We hebben een jonge versie van een klassieker uitgezocht: een 2013 Ford Mustang. Wij hebben hem Steve gedoopt.
Er zijn sindsdien een boel modeljaren geweest, telkens met voor Mustangs kenmerkende eigenschappen. Zo is de motorkap hoog en lang en de achterkant kort, en over de deur loopt een lijn met een knik naar beneden bij de luchtopening voor de achterwielen en -remmen, die de hockeystick wordt genoemd. De achterlichten zijn drie rechtopstaande lampen per kant, en net zoals de Corvette (een Chevrolet, oorspronkelijk), staat er nergens het automerk: alleen het naar links rennende paard, en ‘Mustang’. De richtingaanwijzers achter zijn sequentieel: de drie lampjes gaan één voor één achter elkaar aan. De motor ligt voorin, en stort alle pk’s en newtonmeters uit over de achterwieltjes. De hockeystick zit trouwens niet meer op de 2015- en 2016-modellen.
Waarom is dit toch zo’n iconische auto? En belangrijker, is dit überhaupt wel een praktische auto?
Die laatste vraag is simpel te beantwoorden: neen. De kofferbak is ruim en diep, maar de opening is ongeveer zo groot als een vingerhoedje. Ze noemen de auto heel lief een 2+2, maar het is onmogelijk om achterin je benen tussen voorstoelen en achterbank kwijt te kunnen. Dus je zit in lotushouding achterin: heel zen, zou Ronald Goedemondt zeggen. De achteruitkijkspiegels zijn bijna non-existent en de achterruit is zo vlak dat je door de brekingsindex van het glas duidelijker de Melkweg ziet dan de auto achter je. Het is een sportwagen, dus de vering is straf. Dat is al wat, maar op de prehistorische gatenkaas die West Alabama Street heet, stuiteren al je organen kermend en krijsend door je hele lijf. De motorkap is hoog en met parkeren is het elke keer een blinde gok waar-ie ophoudt.
Debby vindt alles best. Ze heeft een auto om naar de Local Foods, de markten en de Agora Coffee te rijden. Ze vindt de auto stoer en mooi, en is blij dat ik zo gelukkig ben. Voor mij is het wat anders. Bij mij zit de liefde diep.
Als Hollander was de Mustang iets exotisch. Iets op en top Amerikaans. Brandon reed een schitterende zwarte Mustang in het door mij geliefde serie “Beverly Hills - 90210” en dat maakte meer indruk op me dan de veel duurdere Porsche 356 Spyder van Dylan. De Mustang heeft in heel veel films een rol gespeeld (onder andere James Bond, twee keer; Knight Rider; I Am Legend), maar twee films zijn voor mij de reden voor mijn liefde voor een Mustang. In de film Bullitt uit 1968 rijdt mijn held Steve McQueen in een donkergroene Ford Mustang GT-390 en wordt achtervolgd door een zwarte Dodge 440 Charger. In ruim 9 minuten -heel lang, en zonder muziek onder de beelden- vliegen, razen en crashen ze in hun muscle cars door San Francisco. Saillant detail: hoewel de Mustang speciaal geprepareerd was om de snellere Charger voor te kunnen blijven, is het motorgeluid dat je in de film hoort het in de studio toegevoegde geluid van de toen nagelnieuwe Ford GT-40. Nog zo’n icoon. Daarnaast: de Held rijdt in de Mustang, de Boef in de Charger.
Dan, Gone in 60 Seconds. Nicolas Cage, die er altijd uit ziet alsof zijn puppy net is overleden, moet in een volslagen overdreven scene tot zichzelf komen, schudt met zijn armen, en brult “let’s ride” tegen zijn team autodieven, op zoek naar zijn Eenhoorn: zijn Eleanor. En dat is een Ford Mustang Shelby GT 500 uit 1967. Dat zijn maar liefst 6 woorden die dit een orgastisch model maken. 1967 - de Mustang heeft ballen, ziet er stoer uit; Ford Mustang - wel, da’s duidelijk; Shelby --dat wil zeggen dat de ‘Stang onder handen is genomen door het bedrijf van Caroll Shelby die er een sport van maakte om standaard al snelle auto’s nog veel en veel sneller te maken; en GT 500 betekent dat er een 5,8 liter V8 Crate Engine (een achteraf geïnstalleerde, speciaal geprepareerde motor) in ligt, en meer dan 400 pk levert.
Dat dit type niet de officiële naam Eleanor draagt, de naam Eleanor een verzinsel is en uit de originele film uit 1974 kwam, en de auto uit de 2000-versie helemaal geen Shelby GT 500 is, doet er niet toe. Ik hoor “Shelby” en “V8” en dan is alles best.
Wij bezitten nu een stuk Amerikaanse geschiedenis, en dat voelt bijzonder. We verheugen ons nu al op de volgende road trip: cowboylaarzen aan en zonnebrillen op, en zoeven over de weg met Steve, onze silver bullit. Ik ga even tanken. Voor 35 eurocent per liter.